Lerende leergang waardevol instrument bij warmtetransitie
Hoe zorgen we dat we niet meer afhankelijk zijn van fossiele energie voor de verwarming van gebouwen? En hoe bereiken we dat vóór 2050? Daar is werk aan de winkel! Gelukkig zijn er initiatieven die een steentje bijdragen om de doelstelling te verwezenlijken. De ‘Lerende Leergang’ van ERDH, bijvoorbeeld. Welke rol spelen Rijk, Provincie, gemeenten en private organisaties bij die leergang en in de energietransitie? In dit artikel de visie van Annelies van Ewijk en Ferdi Licher.
Overstappen op een duurzaam alternatief
In juli 2022 bracht het kabinet het ‘Besluit gemeentelijke instrumenten warmtetransitie’ in consultatie. Tot halverwege september 2022 kan iedereen erop reageren. Met het van kracht worden van dit besluit kunnen gemeenten regelen welke wijken op termijn overstappen op een duurzaam alternatief voor aardgas, om de uitstoot van CO2 te verminderen. Het besluit vloeit voort uit afspraken die in het Klimaatakkoord zijn gemaakt over de verduurzaming van de gebouwde omgeving.
Over naar de uitvoering
Ferdi Licher, directeur Bouwen en Energie bij het ministerie van Binnenlandse Zaken, legt een link met de lerende leergang van ERDH: “Uitzoomend zou je kunnen zeggen: we hebben sinds het Klimaatakkoord hard gewerkt aan de randvoorwaarden, de transitievisies warmte, subsidieregelingen en wetten. Nu gaan we door van proeftuinen naar opschaling in de uitvoering, naar concrete aanpakken in buurten en straten. Het is belangrijk om daarbij de samenwerking op te zoeken. Daar hebben we structuren voor nodig als aangereikt vanuit de lerende leergang, zodat we in het proces van samenwerken van elkaar kunnen leren.”
Leren van elkaar
Vanuit de Provincie Zuid-Holland sloot Annelies van Ewijk aan bij het opzetten van de lerende leergang. Zij is manager Energietransitie en lid van de stuurgroep ERDH. “De Provincie Zuid-Holland was al langer betrokken bij de verduurzaming van de Haagse vierkante kilometer, omdat het provinciehuis daar ook staat. We waren al mogelijkheden aan het verkennen met het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). Daar is een project van gemaakt. Een concreet project, maar ook een project met het doel te leren van elkaar. Dat is uiteindelijk de lerende leergang geworden. Daarbij zaten twee sporen aan tafel: de vastgoedmensen en de beleidsmakers. Een van mijn medewerkers heeft de complete leergang doorlopen, een andere een deel. Ik heb zelf in een stuurgroep ervan gezeten.”
Lees ook: Gezocht, energieversnellers die hun neus durven te stoten.
Ferdi: “Het concept van samen optrekken is heel belangrijk, het is ook de kerngedachte van het nationaal programma. Overheden, corporaties, utiliteitseigenaren, … We moeten samenwerken om het voor elkaar te krijgen. Mensen maken de transitie.”
Lessons learned
Annelies vult aan: “Met EnergieRijk Den Haag keken we eerst alleen naar overheidsgebouwen binnen drie zones in de Haagse vierkante kilometer, maar gaandeweg zie je dat de projecten ook breder bruikbaar zijn en dat we als het ware kunnen ‘doorstempelen’ naar andere gebouweigenaren en gebieden. Ook particulieren raken steeds vaker geïnteresseerd in wat de verduurzaming van bijvoorbeeld een kantoorgebouw kan betekenen voor hun woonwijk. Aan dergelijke samenwerkingen zijn wel wat voorwaarden verbonden. Ik noem een aantal lessons learned uit het eerste jaar van de lerende leergang:
- Het is belangrijk dat alle partijen samen aan tafel zitten (gebouweneigenaren, technici, financiële mensen, de maatschappelijke/beleidsmatige kant). Alleen zo zie je de verschillende perspectieven.
- Als een partij niet voldoende aan boord is, steek daar dan eerst effort in, anders raak je elkaar kwijt.
- Samenwerken gaat het beste als je aan een échte casus werkt, zodat je daadwerkelijk tegen uitdagingen aanloopt. Anders blijft het te abstract.
Bredere context
“Dat laatste kan ik me goed voorstellen,” zegt Ferdi. “Wij zitten er als BZK iets verder vanaf. We maken de wetten en het beleid en hebben voor de lerende leergang subsidie gegeven. We zijn dus niet direct inhoudelijk bij de leergang betrokken. Maar werken aan een echte casus lijkt me essentieel, met minstens één partij die er daadwerkelijk belang bij heeft. Daardoor gaat de leergang leven. De aanpak van ERDH maakt ook duidelijk dat er potentieel is voor initiatiefnemers die een groot gebouw in een bepaald gebied in bezit hebben, zoals een ziekenhuis of een zwembad. We moeten ons bij verduurzaming niet richten op dat ene gebouw, maar het zien in de bredere context. Woonwijken en bedrijventerreinen hebben energie nodig, grote gebouwen of industrieën hebben soms restwarmte over, en zo kun je samenwerken en ervaringen en kosten delen.”
Waar de energie stroomt
Annelies: “Bij die grote projecten is het belangrijk te beseffen dat het om een complex proces gaat. Dat kost tijd. Je moet elkaar begrijpen, anders kom je er niet. Dat zie je ook bij grote trajecten als WarmtelinQ dat loopt nu goed, maar we zijn wel zeven jaar verder.”
WarmtelinQ: ondergrondse hoofdtransportleiding waarmee restwarmte uit de Rotterdamse haven kan worden gebruikt om huizen en bedrijven in Zuid-Holland duurzaam te verwarmen.
Flexibiliteit en scherpte
“Het zijn natuurlijk ook publiek-private samenwerkingen,” verduidelijkt Ferdi. “Overheden hebben een eigen proces voor politieke besluitvorming. Dat is hun spoorboekje. Private partijen, bijvoorbeeld grote vastgoedeigenaren, zitten er weer heel anders in. Hoe kun je daar adaptief op inspelen? Dat vergt van de overheden wel iets qua flexibiliteit en scherpte, maar dat levert ook iets op als je kunt aansluiten bij verduurzamingsinitiatieven die in de praktijk al zijn opgestart. We moeten gaan waar de energie op dat moment stroomt. Go with the flow, ook omdat draagvlak essentieel is.”
Lerende leergang een aanjager
“Voor samenwerken aan de energietransitie is de lerende leergang zeker een aanjager,” sluit Annelies af. Dat merkten we het afgelopen jaar ook: toen ze samen om tafel zaten voor de lerende leergang, kwamen de vertegenwoordigers van twee panden aan de Bezuidenhoutseweg erachter dat de ene warmte over had en de andere warmte te kort. Deze ‘buren’ wisselen nu onderling hun warmte en koude uit. Hun voorbeeld kan weer gebruikt worden door anderen. Vervolgens kun je kijken of je een olievlek-effect kunt bereiken in veel meer gebieden in Nederland. Zo kom je slimmer en sneller tot goede resultaten.”